Het echtpaar Hans en Tini* was al heel lang samen. Al die tijd woonden zij in een groot huis. Toen dat niet meer ging, omdat Hans en Tini beiden steeds meer vergaten, zijn ze verhuisd naar een verpleeghuis, waar ze samen in een tweepersoons ‘appartement’ op een kleinschalige afdeling voor mensen met dementie konden wonen. Het huis moest verkocht worden, maar dat konden zij niet meer bevatten.
Hans wil alleen maar naar huis en kan hierin heel dwingend te werk gaan, soms op het agressieve af. Tini is heel lief en meegaand. Hans is verbaal heel sterk tijdens een gesprek, maar vergeet daarna compleet wat er is besproken. Hij kan je daarmee op het verkeerde been zetten.
En nu is Tini overleden. ’s Avonds laat ontmoet ik Hans, zijn dochter Anna en zijn kleinzoon Teun in het verpleeghuis waar het echtpaar woont. Hans zit naast het bed van zijn overleden vrouw aan haar zijde. Anna en Teun zitten aan de andere kant. We praten een tijdje met elkaar. Tini mag niet in het verpleeghuis blijven: zij moet naar een andere locatie worden overgebracht.
Om Tini te verzorgen, te kleden en in de kist te leggen, roepen we de hulp in van mijn verzorgers. Terwijl wij op hen wachten, drinken Hans, Anna, Teun en ik een kopje thee in de woonkamer. We kiezen een kist uit, wat Hans vervolgens vergeet. Steeds weer wil hij weten hoelang het duurt voordat de kist is vergaan. Voor Hans gaat het allemaal te snel, zegt hij. ‘Ze kan toch ook in een zak weg en dan kunnen we morgen rustig de kist uitzoeken!’ Maar morgen weet Hans daar niets meer van. Anna wil haar moeder graag verzorgd en gekleed in een kist uitgeleide doen uit het huis. We proberen Hans figuurlijk bij de hand te nemen en rustig door te gaan. Steeds weer beantwoorden wij de zich repeterende vragen.
Toen mijn verzorgers de afdeling op kwamen, hadden zij de kist al bij zich. Hans veerde energiek op. We bekeken de kist en gingen allemaal mee naar de kamer waar Tini lag. De verzorgers gingen aan de slag. Hans wilde het allemaal meemaken. Hij had vragen en Jonas, één van de verzorgers, betrok Hans overal bij. Hans praatte honderduit, stond er met zijn neus bovenop maar was wel kalm. Het was ontroerend om te zien. Toen het tijd was om Tini in de kist te leggen, vroeg Jonas of Hans wilde helpen. Hij kreeg de taak om de voeten van zijn vrouw vast te houden en in de kist te vleien. Toen ze erin werd gelegd, merkte Hans op dat ze niet eens reageerde. ‘Nou, het zou toch wat zijn als ze opeens om zich heen begon te slaan’, zei Jonas. We moesten er allemaal om gniffelen. Daarna was het tijd om de kist te sluiten en om Tini mee te nemen naar een rouwcentrum. Samen legden Jonas en Hans de deksel op de kist en Jonas gaf Hans een knop om het deksel vast te zetten. Toen we de kist met het lichaam van Tini naar buiten reden op het schaarwagentje, duwde Hans de kist totdat we bij de deur van de afdeling kwamen. Het was half drie ’s nachts. Hans had het allemaal beleefd, zoals hij dat zelf uitdrukte. Wij liepen weg en Hans liet zich onverwacht gewillig naar zijn bed begeleiden om te gaan slapen.
De volgende ochtend was Hans dit hele nachtelijke avontuur vergeten. Het belangrijkste, dat zijn vrouw was overleden, was echter blijven hangen. Hij miste haar en werd de daaropvolgende dagen onhandelbaar, boos en agressief. Hij ging een nieuwe vrouw zoeken. Hij ging terug naar huis, en alle spullen van Tini konden weggegooid worden, want het was toch voorbij.
Even leek het erop dat Hans vanwege zijn agressieve gedrag niet naar de begrafenis zou kunnen komen, maar de psycholoog van het huis vond dat Hans moest gaan. Hij kreeg het voor elkaar om twee verzorgers met Hans mee te sturen (in coronatijd, met een onderbezetting van personeel een superprestatie) en extra medicatie om rustig te blijven. In een auto van de verzorgers kwamen zij volgens afspraak op de valreep aan op de begraafplaats. Iedereen zat al in de aula. Wij wachtten op Hans. Voor Hans was helemaal vooraan plaats. Het was een spannend moment voor Anna en voor mij. Wat zou er gebeuren? Hans kwam binnen als een koning. Hij bekeek alle gasten nauwgezet, schoof zijn stoel pal naast die van Anna, zei dat de kist te licht was en vroeg wie die vrouw was die daar stond. (Dat was ik.) Op een knikje van Anna begon ik te vertellen over die avond in het verpleeghuis. Hans hoorde zijn naam en luisterde aandachtig naar het verhaal.
Hans verbaal dirigeren was onmogelijk, maar zodra hij betrokken werd bij het proces en actief meedeed, werd hij rustig. We vroegen Hans te helpen om de kist op de rijdende baar naar het graf te rijden, en samen met Teun had hij het touw beet waarmee we de kist in het graf lieten dalen.
Voor mij vond het mooiste moment plaats tijdens de bijeenkomst. Anna vroeg of Hans misschien ook wat wilde zeggen. En terwijl hij daar zat, zei hij dat hij daar toch wat langer over moest nadenken. Maar, zei hij, terwijl de tranen over zijn wangen stroomden, dat het mooiste moment voor hem was, dat hij naast haar zat toen ze ging en dat hij met zijn hand haar ogen sloot. Even was het verdriet zichtbaar, dat onder al zijn onvoorspelbare gedrag schuilging.
Gita Beets
* De namen in dit verhaal zijn gefingeerd
Leave a reply →
Reageer op dit artikel